4 maart 2022
RHP wil op onderbouwde wijze normen ontwikkelen voor residuen in substraatgrondstoffen. Wat doet een residu met een gewas als het in het substraat zit? Daar wil RHP dit jaar eerst goed zicht op krijgen met aanvullende plantresponstesten in een specifiek onderzoeksproject. Hoe RHP-gecertificeerde bedrijven hiervoor monsters kunnen aanleveren, lezen zij op Mijn RHP.
Op Mijn RHP (bij Overige documenten) staat een technische notitie met meer toelichting en een instructie hoe en hoeveel monsters in te zenden voor dit specifieke onderzoeksproject naar residuen in grondstoffen.
De substraatsector maakt in toenemende mate gebruik van hernieuwbare grondstoffen en reststromen. Deze grondstoffen kunnen als gevolg van (teelt)activiteiten residuen bevatten. RHP wil de komende jaren een helder kader voor de beoordeling en communicatie van residuen opstellen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende groepen chemische middelen: enerzijds insecticiden, biociden en fungiciden en anderzijds herbiciden en groeiregulatoren.
In de afgelopen jaren zijn geen (teelt)problemen ervaren met residuen van insecticiden, biociden en fungiciden in de niveaus zoals aangetroffen. Maar deze stoffen kunnen wel door planten worden opgenomen en mogelijk zorgen voor gehaltes die de MRL (Maximum Residu Limiet) voor consumptiegewassen overschrijden. RHP wil met de aangesloten, gecertificeerde bedrijven vaststellen welke residuen in substraatgrondstoffen en substraataddities voorkomen en toetsen in welke mate deze weer door gewassen worden opgenomen. Op basis hiervan kunnen er ook MRL-waarden voor substraatgrondstoffen worden opgesteld.
De schadelijkheid van een herbicide is afhankelijk van het soort residu, de aanwezige hoeveelheid én de gevoeligheid van de plant. RHP wil met de aangesloten, gecertificeerde bedrijven inzicht verwerven in de mogelijke effecten van herbiciden op kiem en groei, met als doel het opstellen van schadedrempels in substraten. Voor dit laatste zal ook gericht onderzoek met behulp van zogenoemd “spiking” worden uitgevoerd. Hierbij wordt een actieve stof in oplopende concentratie toegevoegd aan een substraat, waarbij de plantrespons en -opname wordt vastgelegd.